Seizoen 1979-1980
In 1980 wordt carnaval erg uitgebreid gevierd.
Door Cor van den Broek en Toon Oomen wordt een carnavalslied gemaakt op het motto “blef doe eige”. Zij ontvangen hiervoor de gouden plaat. De gouden plaat is een goudkleurig geverfde EP, die in een keurige omlijsting wordt uitgereikt aan de winnaar van de liedjeswedstrijd. “We blijve toch ons eige” is een nummer, dat vaak gespeeld wordt door de nieuwe boerenkapel “zonder drank geen klank” onder leiding van Toon van Ginneken. Samen met de boerenkapel en het jongerenkoor wordt dit nummer op een cassettebandje gezet. Het Kapelleke dient als opnamestudio. De bandjes worden vermenigvuldigd en voor een gulden per stuk verkocht.
In die tijd waren illegale radiozenders, zogenaamde piraten, erg populair. Ook de Zeg had zijn eigen piratenzender in de vorm van radio Amapola in de Bergstraat.
Radio Amapola zag kans heel de Zeg in carnavalsstemming te brengen, door elk uur het bandje, met daarop het carnavalsliedje van de Zeg te draaien.
Voor de snertmaaltijd (voortaan op vrijdagavond) in het cafetaria heeft Cees Thijs bij Piet Kriesels, de slachter, een enorme kluif gehaald. Deze kluif wordt bij Pascal van der Vorst om de nek gehangen ten teken dat hij er een hele kluif aan heeft gehad om alles geregeld te krijgen. Pascal zal na het carnavalsfeest afscheid nemen.
De Prins met gevolg krijgt voor de eerste keer een uitnodiging om het gewestelijk gehandicaptenbal te bezoeken. In de loop der jaren zal dit jaarlijks terugkerende bal een van de hoogtepunten van de carnavalsviering worden.
Kees Dirne treedt dit jaar voor het eerst op als ordebewaker en wel onder de naam Pliessie Kiske. Thijs Zoontjens neemt het secretariaat over van Jos Mol.
Op het pleintje wordt op initiatief van Hendrik Herman een Kneuzerik in de vorm van een grote pop gebouwd. Rik de Kneuzerik, zoals deze pop wordt gedoopt, zal voortaan tijdens de carnavalsdagen een wakend oog hebben over de Zeg. Omdat het zonde is om deze pop te verbranden wordt hij na de carnaval bij Bart Maas naar bed gebracht. De lampionoptocht door de Hoefstraat blijft gehandhaafd. In plaats van een pop, wordt er nu afval van de carnavalswagen verbrand.
De raadsleden krijgen van Jan Verwater nieuwe (groene) kielen met gele dassen.
Dit jaar wordt een groot aantal veldtekens verkocht, waardoor een nieuwe vorm van financiering van het carnaval erbij is gekomen. De veldtekens werden gemaakt middels het maken van gipsafdrukken. Cor van den Broek heeft deze keer de mallen vervaardigd en bij hem in de kelder worden hiervan gipsafdrukken gemaakt. Tijdens de carnavalsdagen loopt bijna heel de Zeg met een gipsen plak om zijn nek, met daarop het motto geschilderd. Iedereen is verrukt van het mooie ontwerp, alleen op het eind van de avond gaat het gewicht toch wel meetellen.
De optocht is dit jaar weer beter en mooier dan voorheen. De uitslag bij de wagens is als volgt: 1. De winkeliers, 2. ’t Meulekwartier, 3. De Laotkommers, 4. De Zwervers, 5. Nieuw Boerkes Put 6. De Jozefwijk. Bij de paren eindigen George en Mildred, een creatie van Dré van Meel en Jan Clarijs, als eerste.
De wagen van ’t Meulekwartier droeg als onderwerp “een bjistebende”. Een aantal koppen van verschillende dieren draaiden op deze wagen rond. Na afloop van de optocht, op zaterdagavond, werd de gevel van de slachter volgehangen met deze koppen, zodat Piet en Lisa ’s nachts bij thuiskomst “eerst koei moesten verstouwen” vooraleer ze binnen konden.
Bijna alle wagens worden verhuurd aan verenigingen buiten de Zeg. Op zondag zie je de Zegse wagens meerijden in de optocht op ’t Heike. Zelfs op maandag en dinsdag rijden Zegse wagens in optochten in de omgeving, zoals in Wouw en in Hoogerheide.